Het is dit jaar 30 jaar geleden dat de eerste navigatiesystemen in auto’s en vrachtwagens verschenen. Tot die tijd waren grote uitvouwbare wegenkaarten en dikke stratenboeken de enige methode om in een onbekend gebied de weg te kunnen vinden, tijd voor een overzicht.

Je kunt je het bijna niet meer voorstellen, maar (ruim) 30 jaar geleden gebruikte iedereen voor routenavigatie een wegenkaart of stratenboek. En dat zorgde destijds in menig auto voor flink wat discussie. In 1989 verscheen het eerste elektronische navigatiesysteem in een voertuig, tijd dus om te kijken wat er op gps-gebied de afgelopen 30 jaar heeft plaatsgevonden

EVA: eerste elektronisch navigatiesysteem vooral duur en onpraktisch
Fabrikant Bosch was de eerste die Europese weggebruikers in 1989 liet kennismaken met een elektronische navigatiesysteem in voertuigen. Het kreeg de naam EVA mee, wat de afkorting was van het Duitse ‘Elektronische Verkehrslotse für Autofahrer’. Goedkoop was het apparaat niet. Per stuk kostten ze 7.000 Duitse Marken, oftewel zo’n 3.580 euro. Daarnaast was EVA – zeker vergeleken met de hedendaagse systemen – eigenlijk verre van praktisch, want het werkte op basis van een kompas en wielsensoren en niet met behulp van gps-informatie. Ook aan de zichtbaarheid van het wegennet op de bijbehorende 4,5inch monitor schortte nog veel en het berekenen van de juiste route naar de eindbestemming duurde heel erg lang. Al deze factoren zorgden er bij elkaar voor dat consumenten niet bepaald warm liepen voor EVA.

Beperkte toegang tot gps
De reden waarom het eerste navigatiesysteem nog niet van gps gebruikmaakte, is bijzonder eenvoudig. De satellieten die deze informatie doorgaven, zijn eigendom van het Amerikaanse leger en uit veiligheidsoverwegingen was men er in eerste instantie niet zo happig op om ook anderen van deze strategische techniek gebruik te laten maken. In de loop van de jaren 90 ging de Amerikaanse overheid toch deels overstag, waardoor gps-gegevens in eerste instantie beperkt toegankelijk werden. Dat betekende overigens nog niet meteen dat de apparaten goedkoper werden. Voor de eerste navigatiesystemen met gps moest in 1994 nog steeds omgerekend zo’n 4.000 euro worden betaald, waardoor ze in eerste instantie alleen maar in luxe, dure typen auto’s zoals de BMW 7-serie verschenen.

Lagere prijzen en hogere populariteit
Prijzen van navigatiesystemen daalden sterk toen de Amerikanen in het jaar 2000 gps helemaal vrij toegankelijk maakten, zodat iedereen die dit soort apparaten op de markt wilde brengen, van de techniek gebruik kon maken. Het gevolg van deze prijsdalingen was dat elektronische navigatie steeds vaker gewoon een standaard onderdeel van het reguliere auto-interieur werd. En voor oudere typen auto’s waren er portable navigatiesystemen, die veelal met behulp van een zuignap tegen de autoruit werden geplakt. Kortom: naar onbekende locaties reizen werd in wezen net zo gemakkelijk als bijvoorbeeld via een vergelijkingssite de goedkoopste autoverzekering vinden.

Smartphone maakt losse systemen overbodig
De komst van de steeds slimmer wordende smartphone heeft er echter voor gezorgd dat losse navigatieapparaten steeds meer uit de gratie beginnen te raken. In wezen een logische ontwikkeling, want met een navigatie-app op de telefoon kan hetzelfde resultaat bereikt worden. Deze optie heeft daarnaast als bijkomend voordeel dat het stratenplan regelmatig automatisch wordt geüpdatet, waardoor het – in tegenstelling tot klassieke navigatiesystemen – vrijwel altijd up-to-date is.

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Mediamarkt en Pricewise.